Wijze waarop in 3 nachtmarchen zou dienen teruggetrokken te worden op de Scheldestelling met bijhorende tussentijdse verdedigingen op achtervolgende Duitse troepen: Boek Mai 1940 - La Bataille de Belgique - M. Fouillien et J. Bouhon
De terugtrekking zou eerst gebeuren door de eenheden iets verder achteruit gelegen waren omdat deze anders het terrein voor de huidige fronttroepen zouden verstoren. Bijkomend ontstonden problemen omdat er in de buurt van de Antwerpse Forten grote Legerartillerie-eenheden waren die voldoende tijd zouden moeten verkrijgen om degelijk te kunnen terugtrekken zonder teveel materiaal te dienen achter laten, wat dan weer gebruikt zou kunnen worden door de oprukkende Duitsers. Om dezelfde reden dienden een aantal belangrijke opslagplaatsen van onder andere munitie tijdig ontruimd of vernietigd te worden.
Op het einde van de nacht van 16 op 17 mei 1940 zouden de troepen achter het kanaal van Willebroek moeten geraken. Idem zou na de nacht van 17 op 18 mei 1940 de Dender algemeen moeten bereikt zijn.
Op 19 mei diende dan de Scheldestelling te zijn bereikt. Deze volgde echter vanaf Antwerpen tot Gent niet meer de Schelde maar het kanaal Gent-Terneuzen omdat de schelde ook al deels overschreden was nabij Antwerpen. Ook was de situatie op de grens met Nederland vrij kritisch te noemen door de vroegtijdige val van Nederland.
Vanaf Kwatrecht verliep de verdediging dan achter de bunkerlijn Bruggenhoofd Gent tot in Semmerzake. Daarna verliep de stelling dan opnieuw verder achter de Schelde vanaf Semmerzake tot bij de Franse Grens. De zone langs het kanaal Gent-Terneuzen, Bruggenhoofd Gent en de Schelde tot voor Oudenaarde, zou worden bezet door Belgische troepen. Vanaf Oudenaarde tot de Franse grens zou dit gebeuren door Britse troepen.
Voor deze terugtrekkingen zou alles wat maar beschikbaar was om dit zo vlot mogelijk te laten verlopen ingezet moeten worden. Dit omvatte zowel transport over de weg als met het spoor. Alle mogelijke transportmiddelen zouden mee benut moeten worden. Heel wat eenheden zullen deze 90 km echter volledig te voet dienen af te leggen.
Ook was een bijkomend probleem de beschikbaarheid van bruggen over het Zeekanaal. Zo dienden de belangrijkste in de richting van Bruggenhoofd Gent opstomende Belgische eenheden gescheiden routes te volgen om geen rampzalige verkeersopstoppingen te creëren aan de meest belangrijke bruggen over het Zeekanaal. De cruciale bruggen over het Zeekanaal waren hierbij de bruggen van Vilvoorde, de Verbrande brug te Grimbergen en de bruggen van Humbeek en Kapelle op den Bos.
De 2e Infanteriedivisie met onder andere de 5e, 6e en 28e Linie bezet op dat moment de KW-linie nabij Rijmenam, Boortmeerbeek en Haacht. De bijhorende artillerie staat nabij Hever, Schiplaken en Kampenhout. Zij zullen zich dienen te verplaatsen naar Bruggenhoofd Gent tussen Kwatrecht en Gijzenzele.
Een voordeel dat de Belgische troepen hadden, was dat de hen op de hielen zittende Duitse eenheden zelf niet de meest mobiele eenheden waren en ook nog massaal infanteristen hadden die eveneens te voet de achtervolging dienden in te zetten. Ook zat heel veel van hun zwaarder materiaal al gemakkelijk nog vele tientallen kilometers achter hen omdat deze toen al massaal problemen hadden de vele opgeblazen bruggen over eerdere waterlopen door genietroepen te laten overbruggen met noodbruggen..
De Luikse forten. Te Luik vliegt het fort van Boncelles de lucht in. De commandant van het fort bleef zelf met beperkt aantal manschappen achter in het fort om het te verdedigen tot de laatste snik. Bij het opblazen van de toegang van het fort door de Duitsers komt Commandant Charlier zelf om het leven. Fléron en Flémalle vallen eveneens. De andere forten blijven voorlopig weerstand bieden. |